Projectbeheerders kunnen een naamgevingsstandaard bewerken zodra deze is aangemaakt. Ze kunnen de naam, beschrijving, attributen voor de naamgevingsconventie en gerelateerde attributen bewerken, attributen opnieuw ordenen en het scheidingsteken wijzigen.
Klik op de tool Bestanden.
Klik op Instellingen.
Ga met de muis over Naleving.
Klik op Naamgevingsstandaarden.
Klik op het menu Meer
van de naamgevingsstandaard die u wilt bewerken.
Klik op Bewerken.
In het gedeelte Algemene informatie kunnen projectbeheerders het volgende bewerken:
In het gedeelte Naamgevingsconventie kunt u attributen bewerken, attributen toevoegen of verwijderen, attributen opnieuw ordenen en het scheidingsteken wijzigen met inachtneming van de volgende beperkingen:
| Actie | Voorwaarde | Toegestaan? | Oplossing |
|---|---|---|---|
| Attributen toevoegen, verwijderen of opnieuw ordenen |
- Er zijn bestanden in toegepaste mappen. - Voeg neer dan 15 attributen toe. - Voeg systeemattributen toe. - Voeg het attribuut Classificatie toe (kan alleen worden gebruikt voor gerelateerde attributen). |
Nee | - Verwijder bestanden of pas mappen niet meer toe om wijzigingen aan te brengen. - Voeg maximaal 15 attributen toe. - Voeg geen systeemattributen toe. - Voeg geen attributen voor Classificatie toe. |
| Attributen bewerken | Attributen worden door deze of andere naamgevingsstandaarden gebruikt die zijn toegepast op mappen die bestanden bevatten. | Nee | Verwijder bestanden of pas mappen niet meer toe op die naamgevingsstandaarden om wijzigingen aan te brengen. |
| Scheidingsteken bewerken | Er zijn bestanden in toegepaste mappen. | Nee | Verwijder bestanden of pas mappen niet meer toe om wijzigingen aan te brengen. |
Klik op Bewerken naast het label met attribuutdetails.

Ga met de muis over het informatiepictogram om te zien welke naamgevingsstandaarden ook het attribuut gebruiken:
U kunt de Naam en Beschrijving van alle attributen in de naamgevingsconventie bewerken.
Wanneer geen beperkingen van toepassing zijn, kunt u ook de attributen van vervolgkeuzelijsten en tekstvelden als volgt bewerken:
Attributen van vervolgkeuzelijsten: attribuutwaarden toevoegen, bewerken en opnieuw rangschikken.
Attributen van tekstvelden: bewerk de volgende tekeninstellingen:
Tekenlengte: Kies uit ‘Willekeurig’, ‘Vast’ of ‘Bereik’.
Tekentype: Kies uit ‘Alfanumeriek’, ‘Tekst’ of ‘Numeriek’
U kunt attributen in de naamgevingsconventie verwijderen, toevoegen en opnieuw ordenen, onder voorbehoud van de beperkingen.
Klik op Attributen selecteren in de sectie Naamgevingsconventie.
Selecteer de gewenste attributen en deselecteer attributen die u niet meer nodig heeft.
Als het attribuut nog niet bestaat, klikt u op Attribuut maken. Zie de Help-sectie Aangepaste attributen maken voor meer informatie over het creëren van attributen.
Klik op
om de attributen te slepen en opnieuw te rangschikken. Hiermee wordt de volgorde bepaald van de attributen die de bestandsnaam vormen.
Klik op het menu Scheidingsteken om het teken te kiezen dat als scheidingsteken voor de naamgevingsconventie moet worden gebruikt:
Koppelteken
Onderstrepingsteken
Punt

Nadat u de naamgevingsconventie en het scheidingsteken heeft gedefinieerd, klikt u op Opslaan om de wijzigingen op te slaan. U kunt ook doorgaan met scrollen om de bijbehorende attributen te bewerken.
De gerelateerde kenmerken verschaffen informatie over de aanwezigheid van het bestand in het systeem. Attributen zijn onder meer:
Verwante attributen kunnen worden bewerkt zolang er geen bestanden in toegepaste mappen zijn met een naamgevingsstandaard die deze attributen gebruiken. U kunt details zoals de naam en de beschrijving bewerken, net als specifieke gegevens voor de attributen zoals:
U kunt de gegevens van attributen wijzigen door het tabblad van het relevante attribuut te selecteren en op Bewerken naast het label met de attribuutgegevens te klikken.

U kunt indien nodig ook gerelateerde attributen instellen als Vereist. Dit betekent dat wanneer bestanden worden toegevoegd aan mappen waarop een naamgevingsstandaard is toegepast, ze conforme attribuutwaarden nodig hebben voordat het bestand wordt weergegeven in de map.
Daarnaast kunnen gerelateerde attributen worden toegevoegd, verwijderd of opnieuw worden gerangschikt in de naamgevingsstandaard. Als gerelateerde attributen echter ingesteld zijn als vereist, kunnen ze niet worden toegevoegd aan of verwijderd uit een naamgevingsstandaard als deze is toegepast op mappen die bestanden bevatten.
Klik op het betreffende attribuuttabblad.
Ga met uw muisaanwijzer over de naam van het tabblad en klik op
om het attribuut te verwijderen.
Klik indien nodig op Attributen selecteren in de betreffende sectie met attributen.
Selecteer de gewenste attributen en deselecteer attributen die u niet meer nodig heeft.
Als het attribuut nog niet bestaat, klikt u op Attribuut maken. Zie de Help-sectie Aangepaste attributen maken voor meer informatie over het creëren van attributen.
Ga met uw muisaanwijzer over het tabblad en klik op
om de attributen in een nieuwe volgorde te slepen.
Klik op Opslaan om uw wijzigingen op te slaan.